BuiltWithNOF
Indeling dekken

 

Indeling dekken.

Met name voor hen die geheel onbekend zijn met de dekindeling van het vliegkampschip, neem ik u mee voor een ronde over de dekken.

We beginnen in het “eiland” aan stuurboord van het schip
Onder het E-dek of vliegdek is het F-dek.
Daaronder is het G-dek gelegen
Na het G-dek komen we op het hoofddek of H-dek.
Nog weer lager komen we uit op het J-dek.
De nog lager gelegen dekken onder de waterlijn.

Het A, B, C, D en E dek.

Het grootste dek was natuurlijk het E-dek of het vliegdek. Op het E-dek was aan stuurboordzijde een opbouw , genaamd het “eiland”. Hierin was bijvoorbeeld ondergebracht de vliegcentrale met een soort erkertje aan vliegdekzijde met ernaast een groot notitiebord. Hierop stonden gegevens voor het squadron personeel en de vliegdekploeg. Naast de vliegcentrale was een van de toegangen vanaf het vliegdek tot het eiland. In het eiland kon je omhoog naar de dekken, A, B, C en D of naar beneden naar het F-dek.

In dit “eiland” bevonden zich verder onder andere de vliegbrug, de navigatiebrug en de admiraalsbrug. Als hoogste dek het A-dek of vuurverdeeldek.

Dit was een van de mooiste uitkijkposten voor het volgen van de katapultstarts. Door een speciale constructie van ribben aan de bovenste buitenrand van de wand, stond je daar dan juist door de wind uit de wind. De luchtstroom werd via de holle ribben omhoog gestuwd en vormde een soort muurtje. Vanaf hier kon je ook verder omhoog de mast in waar weer verschillende bordessen waren. Van daaruit een machtig gezicht op de omgeving en het vliegdek ver onder je (zie foto...).

Naar achteren en een dek lager op het B-dek had je een goed uitzicht bij het landen van de vliegtuigen. Dit waren dan ook de favoriete plekken voor het maken van de vele foto’s van het vliegbedrijf. Ik denk dat er door de vele opvarenden duizenden foto’s en dia’s zijn gemaakt van het vliegbedrijf en alles wat daarbij hoorde.

Het C-dek met onder andere de navigatiebrug en de vliegbrug. Via het afgesloten D-dek in het eiland kwam je op het gesloten deel van het E-dek in datzelfde eiland. Vanuit het eiland kon je dus weer het vliegdek op, het open deel van het E-dek.

Je kon vanuit het eiland op het E-dek ook naar buiten aan stuurboordzijde, je kwam dan in het gangboord naast het eiland. Hier waren reddingvlotten aangebracht en de opbergruimte voor de olieslangen. Zie ook het deel over olie laden en het daarbij behorende fotoalbum. Vanaf het vliegdek kon je via de vier bordessen of door afdaling in het eiland op het F-dek komen.

Het F dek.

Het F-dek of galerijdek liep vanaf de bak, waar het bij zwaar weer spannend toeven was, via stuur- en bakboord in een min of meer gesloten gang naar achter waar zich de hutten van de officieren bevonden, waaronder die van de commandant en de smaldeelcommandant. Achter de bak op het F-dek bevonden zich de hutten van de onderofficieren. Vanaf de bak kon je achter de ankerlieren, via een waterdichte deur naar een portaal en vanuit dit portaal naar de gang met de onderofficier-verblijven. Vanuit ditzelfde  portaal kon je ook met een trap naar beneden naar het G-dek. Je kwam dan in een gang welke de stuur- en bakboordgang op het G-dek met elkaar verbond. Vanuit deze dwarsgang liep weer een gang naar voren ongeveer in de midscheeps. Vanuit deze gang kon je met een trap naar beneden en kwam je in de grote was- en toiletruimte op het H-dek.

Deze gesloten gang op het F-dek die rondom het schip liep en onder het vliegdek, was alleen open bij de vier bordessen, de bak en enkele toegangen tot de reddingsvlotten. Deze gang op het F-dek ging soms over in een verblijf voor bemanningsleden. Voor passage over dit dek moest je dus soms door slaapverblijven heen. De vier bordessen waren iets hoger dan de gang op het F-dek, ik dacht een of twee traptreden. Aan stuurboordzijde 2 bordessen, een voor en een achter met op elk bordes twee 40 mm Bofors mitrailleurs. Aan bakboordzijde 2 bordessen, een voor en een achter. Op het achterbordes ook twee 40 mm Bofors mitrailleurs, maar op het voorbordes geen mitrailleurs.

Over dit bordes scheerde de top van de linkervleugel van startende vliegtuigen. Dit bordes lag dicht bij de katapultmachinekamer en schuin tegenover mijn tot kantoortje verbouwde generatorruimte. Het was als het ware mijn “voortuintje” waar het vaak genieten was van zon en zee.

Een stukje verder naar achteren, voorbij het trapgat naar het G-dek, had je aan je linkerhand de ingang tot de katapultmachinekamer. In de katapultmachinekamer bevonden zich ook de twee enorme kleppen voor de stoomdoorvoer naar de katapultcilinders. De gang van het F-dek omsloot eigenlijk de bovenzijde van de hangars A, B en C.

Vanuit de gang op het F-dek kon je ook de hangar controlepost bereiken. Dit was een soort gesloten duiventil, ongeveer in het midden en vanuit deze cabine had je een overzicht over de gehele hangar. Ik dacht dat men vanuit deze cabine opdracht gaf welk vliegtuig of helikopter naar het vliegdek gebracht moest worden. Als ik me goed herinner zat deze aan stuurboord en dus ter hoogte van het F-dek in de hangar. Op het F-dek bevonden zich onder andere de slaapverblijven voor de katapultploeg en een deel van de vliegdekploeg. Vanuit deze gang kwam je ook in de hobby doka ruimte van het schip, welke gelegen was in het schuine deel onder het hoekdek.

Het G dek.

Onder het F-dek liep het G-dek of hangardek. Dit dek liep achter vanaf het halfdek aan stuur- en bakboordzijde naar voren waar het eindigde in een gesloten deel onder de bak. In deze dwarsgang had je dus een trap omhoog en kwam je in het portaal op de bak, met de ingang achter de ankerlieren. Ook dit dek liep dus rondom het schip en om de hangars, maar had meer open dekken voor de sloepen, schouwen, reddingsjol, valrepen, het halfdek etc. Op deze dekken was het goed toeven om van de zee te genieten of bij tropische temperaturen te slapen op een stretchbedje. De gangen op dit G-dek gingen op enkele plaatsen ook over in een slaapverblijf voor bemanningsleden. Deze waren voorzien van toegangsluizen. Andere deuren waren aan de binnenzijde afgeschermd met een soort zwaar gordijn. Dit alles om te voorkomen dat bij het passeren licht naar buiten straalde. Dit had te maken met verduisterd varen, zoals bijvoorbeeld tijdens vliegrol in de avond of nacht.

Vanaf dit dek, aan stuurboordzijde onder het eiland, verliet je via de valreep het schip bij passagieren. Vanaf dit dek kon je ook op verschillende plaatsen via een sluis (portaal met twee deuren) de hangars A, B en C betreden, zowel aan stuur- als bakboordzijde.

Het G-dek bestond dus voor het grootste deel uit de vloer van de hangar en de twee liftputten. In de hangar hingen op enkele plaatsen onder het plafond grote rollen met een vuurwerend scherm. Hierdoor kon men bij brand de hangar opdelen in verschillende compartimenten. Ik dacht dat er in deze schermen ook asbest was verwerkt.

Op het G-dek waren onder andere de slaapverblijven voor een deel van de vliegdekploeg, de squadrons 4 en 8, hofmeesters officieren en de mariniers. Via het G-dek in moot 1 kon je ook via een trap naar beneden naar de grote wasruimte en toiletten op H-dek. Bij een toiletbezoek op zee en enige deining was het soms oppassen. Als er een terugslagklep niet goed functioneerde, kon je bij het omlaag vallen van het voorschip, beter even naast de pot gaan hangen omdat dan het water door de druk terug omhoog sloeg in de toiletpot. Zo bleef je lenig, attent en meestal droog.

Het H dek.

Onder het G-dek was het H-dek gelegen, ook wel hoofddek genoemd. In tegenstelling tot de vorige dekken met een gangenstelsel rondom aan de buitenzijde van het schip, werd het H-dek gekenmerkt door een hoofdgang of de whalegang die nagenoeg in het midden van schip liep van voor naar achter. Onderbroken door waterkeringen en waterdichte deuren in elk hoofdspant. Bij een wandeling door de gang was het zaak goed je voeten op te tillen en te bukken. Er zijn heel wat bulten en blauwe plekken ontstaan op hoofd en scheenbenen. Als je haast had was het net horden lopen. Ik schat de hoogte van de waterkeringen toch wel op zo’n 30 centimeter.

Vanaf deze hoofdgang liepen er regelmatig zijgangen naar de stuur- en bakboordzijde van het schip waar je meestal via een trap op het open of gesloten deel van het G-dek uitkwam. In de portalen met een trap omhoog, kon je ook vaak via een luik afdalen naar verblijven op het J-dek. Vanaf dit H-dek had je ook via de luchtsluizen toegang tot de voor- en achtermachinekamer. Deze sluis was nodig omdat er in de machinekamers een overdruk heerste ten opzichte van de rest van het schip.

Deze deuren naar de machinekamer waren voorzien van kijkglazen zodat je ook kon zien of er al iemand anders in de sluis stond die er in of uit wilde. De deuren bedienden via een schakelaar ook de verlichting in deze sluis omdat je anders nog niets zag. Van deze waterdichte deuren waren de knevels met elkaar verbonden aan een stalen wiel. Door aan dit wiel te draaien kon je vrij gemakkelijk deze deuren openen, zonder 6 afzonderlijke knevels te moeten bedienen. Dit was erg handig omdat deze deuren vaak werden geopend en weer gesloten.

Maar laat ik voorin het schip beginnen. De grote slaapverblijven met stapelbedden tot vier etages, waar onder andere sliepen, de matrozen, kanonniers, torpedomakers, timmerlieden, koks, botteliers en wassers. Ik denk dat elk denkbaar dienstvak (beroep) binnen de marine aanwezig was op de Doorman, zelfs chauffeurs en automonteurs. Natuurlijk ook de nodige dienstvakken die te maken hadden met het vliegbedrijf. Na de slaapverblijven voorin kwam je uit op het pleintje voor onze scheepswinkel de toko, verder toegang tot de operatiekamer, de fotodienst en opslagruimte voor onze constante binding met Holland, de blikjes Heineken. Dat nu juist daar een keer brand moest uitbreken, terwijl warm bier meer iets was voor de Vikingen. Vanaf dit pleintje kwam je in de cafetaria dat zich uitstrekte over bijna de gehele breedte van het schip.

Met aan bakboordzijde nog het korporaalsverblijf. Via de whalegang verder naar achter langs het hulpcafetaria, de ziekenboeg, de kapper, de wasserij, de bakkerij en de kombuis, hier was de gang breder omdat je daar ook de balie had waar je het eten kreeg opgeschept.

Na de waterkering van spant 91 kon je rechtsaf naar bakboord en mijn slaapverblijf 3J22, verder in deze gang een luchtsluis met toegang tot de voormachinekamer. (foto op blz. 142 van het boek “De Dikke Boot” ivm de brand aan boord). Via de gang naar stuurboord kon je de trap op naar het G-dek en kwam je uit ter hoogte van de open ruimte waar veelal de valreep werd geplaatst als we afgemeerd lagen aan de kade.

Verder door de gang naar achteren en kwam je uit op het zogenaamde machinistenpleintje. In deze gang was ook weer een luchtsluis die toegang gaf tot de voormachinekamer. Op dit pleintje stonden ook enkele frisdrankautomaten en een publicatiebord. Dit pleintje vond ik een soort centrum op het H-dek. Het was ook een verademing qua ruimte als je vanuit de smalle en lagere gangen, gelegen boven de machinekamers, aan weerszijden op het pleintje uitkwam.

Vanaf dit pleintje onder andere toegang tot de douche en wasruimte waar ik gebruik van maakte vanuit het slaapverblijf 3J22. Ook toegang tot toiletten en een slaapverblijf. Naast de wasruimte een trap naar boven naar het G-dek aan bakboordzijde. Verder toegang tot de telefooncentrale, de ABCD-centrale, het hoofdschakelbord en een gang naar de achterwerkplaats elektromonteurs en de zwakstroomwerkplaats.

Buiten de gewone telefoon via de telefooncentrale, beschikten we over heel veel inductietelefoons. Deze werkten zonder externe energie. Het oproepsignaal werd opgewekt door te draaien aan een slinger, verbonden met een kleine dynamo. Door het spreken werd een membraam in beweging gebracht die kleine stroompjes opwekte. Deze gingen via twee draadjes naar de opgeroepen telefoon en werden daar weer omgezet in bewegingen van het membraam aldaar en hierdoor kon men verstaan wat er werd gezegd en visa versa. Als de stroom was uitgevallen kon men via deze telefoons alsnog communiceren. Tegenover de ingang van het hoofdschakelbord was een trap naar beneden. Hier was de grote werkplaats van de machinisten op het J-dek, tussen de machinekamers ingeklemd. Daar wel vaker de grote boorkolom met water/olie koeling gebruikt. Ik dacht dat daar ook een soort plaatwerkerij was en de uitleen van zwaar gereedschap.

Vanaf het pleintje en langs het hoofdschakelbord weer verder naar achter met in de gang naar bakboord weer één van de luchtsluizen die toegang gaf tot de achtermachinekamer.

Dit stukje schip, van het cafetaria tot aan het machinisten- of of ABCD-pleintje, is jarenlang voor mij de hoofdruimte geweest voor slapen, eten, werken en ontspannen. Tijdens het werk of de wacht vanuit het schakelbord of achterwerkplaats uitzendingen door het gehele schip afhankelijk van controles en storingen.

Ook vele malen is de voor- en achtermachinekamer mijn werkplek geweest. In de tropen en andere warme gebieden een ware oven. Je moest dan wel eens gebruik maken van handschoenen tijdens je werk omdat je met je blote handen het metaal boven in de machinekamer niet kon vasthouden. Met zouttabletten en lem werd je op de been gehouden. Lem kregen bepaalde dienstvakken en bemanningsleden uitgedeeld. Dat waren blikjes met citroenlimonade poeder en samen met ijswater en suiker tot een koude limonade verwerkt. Tot die groepen behoorden uiteraard de machinisten die hun gehele dienst werkzaam waren in de machinekamers. Ik proef het bijna weer terwijl ik dit opschrijf. Vanaf het H-dek kon men op diverse plaatsen, meestal in de diverse zijgangen en portalen, via luiken en trappen afdalen naar het J-dek.

Het J dek.

Het J-dek was dus opgedeeld in aparte ruimtes welke alleen via het H-dek bereikbaar waren. Er was alleen een onderlinge verbinding mogelijk tussen de vele compartimenten op het J-dek, als men tussen de hoofdspanten bleef. Tussen elk hoofdspant was dus minimaal één afgang naar het J-dek. Op alle dekken boven het J-dek kon men ongehinderd van moot naar moot lopen.  Ter hoogte van de compartimenten op het J-dek lag ook de waterlijn van het schip. In de compartimenten op het J-dek waren openingen als patrijspoorten dan ook uitgesloten. Vanaf het H-dek waren er wel openingen in de scheepswand zoals patrijspoorten.

In de achterwerkplaats hadden we ook enkele  patrijspoorten en daar kon bij een hoge zee best een grote hoeveelheid zeewater door naar binnen komen. Dat hebben we dan ook een keer aan den lijve moge ondervinden.

Afgemeerd langs de kade hadden deze patrijspoorten het voordeel dat je voor handel niet persé van het schip af moest. Zelfs de chinees in Den Helder leverde de bestelde maaltijden wel eens af via deze patrijspoorten langs de kademuur, zodat de werkplaats tijdelijk restaurant werd. Een favoriete hap was destijds een knots van een loempia met daarop pindasaus en een spiegelei. Tegenover de achterste patrijspoort stond onze draaibank. Deze deed wel eens dienst als lier bij het vissen naar de grotere “jongens”, echter nooit een positieve vangst meegemaakt, maar spannend was het wel als op volle toeren de lijn werd binnen gehaald.

Mijn bedje was dus ondergebracht in verblijf 3J22. Een slaapverblijf dus op het J-dek, bereikbaar via een luik in een portaal op het H-dek. Vanuit dit portaal ook een trap naar boven naar het gesloten G-dek aan bakboord. Boven aan de trap kon je meteen naar rechts, via een waterdichte deur, het open G-dek op, waar ook de voorraden van de kombuis werden opgeslagen. Daar wel kakkerlakken uit kratten zien komen waar je stil van werd en je jezelf afvroeg wie de kratten eigenlijk had gedragen.

Vanuit het portaal op het H-dek kon je ook naar het slaapverblijf 3H20.32 van de machinisten die dus naast de machinekamer sliepen. Als het ware slapen op je werk. Er waren altijd geluiden in het schip, 24 uur per dag, in het slaapverblijf van de ventilator, de machinekamer en soms van je maten die werden gewekt of teveel gekoelde blikjes, met een zeer bekend logo, hadden leeg gemaakt.

In het schip vaak een luid kabaal bij het vullen van de stoomtanks voor de katapult, de claxons bij gebruik van de liften en bij het starten en landen van de vliegtuigen. De stoomopslagtanks voor de katapult werden met meerdere stoomporties vanuit de machinekamer op druk gebracht. De slaapverblijven en hutten achter in het schip hadden het geluid van de neerploffende vliegtuigen en de terug rollende remkabels op het vliegdek.

Verder waren er de zo vertrouwde geuren in het schip, op woensdag overtroffen door de geur van trassi bij de bereiding van de rijsttafel. Als er iets was dat ik miste na mijn ontslag dan was het wel de rijsttafel en de nasi.  Met behulp van kookboeken heb ik mij de kunst van het bereiden van een rijsttafel eigen gemaakt.

De nog lagere dekken.

Op het J-dek waren dus verschillende slaapverblijven ondergebracht, onder andere van de schrijvers, ziekenverplegers, magazijnbeheerders etc, maar ook het sleutelbord, bureau onderofficier van politie, het postkantoor, de administratie, de wasserij, de kerk, de ruimte met het hoofdkompas, het sterkstroomschakelbord en ga zo maar door.

Soms waren er ruimtes vanaf het H-dek bereikbaar die het J-dek gesloten passeerden en dan kwam je rechtstreeks uit op het K-dek. Dit was o.a. het geval bij de drie grote pompen die water aanvoerden voor de blusinstallatie in de hangars A, B en C. Deze waren opgesteld onder de waterlijn en konden 150 ton water per uur oppompen naar o.a. de sprinklerinstallatie. Bij het log voor het meten van de snelheid van het schip, kon men vanaf het J-dek rechtstreeks nog lager, het betrof hier zelfs het M-dek. In ieder geval een kleine nare vochtige ruimte onder in het schip. Vanuit dit compartiment voerde de buis van het log naar buiten tot onder het schip. Dit soort ruimtes was alleen bereikbaar via een verticale trap tegen de wand.

De machinekamers waren drie dekken diep. De bovenzijde lag onder het H-dek en de bodem kwam uit op het K-dek. Aan stuur- en bakboordzijde waren er naast de machinekamers nog andere verblijven, onder andere mijn slaapverblijf en opslagruimtes. Dit waren buffers tussen de scheepswand en de machinekamers. Als de scheepshuid getroffen zou worden,dan werden de machinekamers niet meteen zelf getroffen. Uiteraard belangrijk om het schip varende te kunnen houden.

Verder de whalegang in naar achter op het H-dek, waarbij je dan de liftmachinekamer van de achterlift passeerde en kwam je uit bij de eetzaal officieren en de longroom. In deze omgeving kon je ook naar het J-dek waar onder andere de kerk was ondergebracht. Aan het einde van de gang eindigde je bij de officierstoiletten onder het halfdek. Hier kon je ook weer met een trap omhoog en kwam je in een portaal, vanuit dit portaal kwam je uit in het midden van het halfdek. Ook de liftmachinekamer maakte het nodige lawaai. Dit had een keer tot gevolg dat de Argentijnse collega’s bij de overdracht en test van deze liftmachinekamer op de loop gingen voor het lawaai. Ze dachten minstens dat de boel de lucht in zou gaan.

De dekken onder het J-dek waren hoofdzakelijk opslagruimtes en tanks en voor deze “tour” verder niet zo interessant. Veel oud opvarenden zullen hun eigen herinneringen hebben aan “hun” stukje schip, afhankelijk van dienstvak, werkplek en slaapverblijf. Ik hoop, dat degenen die nooit op het schip hebben gevaren of hebben bezocht, een indruk hebben gekregen van het leven en werken aan boord van het vliegkampschip dat in het verleden de naam Hr. Ms. Karel Doorman droeg en de Nederlandse driekleur voer.

 

Zie ook afzonderlijke rubriek “dekken-indeling” met plattegronden van de dekken.

Naar dekken-indeling R81

 

 

[Home] [Indeling site] [Welkom aan boord] [Welkom aan boord index] [QH-1  '46-'48 index] [R81 1948-1955 index] [R81 1958-1968 index] [Bemanning index] [Opleidingen index] [Vliegdienst index] [Reizen & havens index] [Gebeurtenissen] [Gastenboek]